ECLI:NL:CRVB:2018:1475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag dubbele kinderbijslag voor dochter met zorgbehoefte
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om geen dubbele kinderbijslag meer te verstrekken voor zijn dochter, geboren in 2009. Appellant ontving eerder een tegemoetkoming op basis van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG), maar deze regeling is per 1 januari 2015 vervallen. In plaats daarvan ontving hij dubbele kinderbijslag, maar de Svb heeft deze stopgezet omdat er geen positief advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) was. Het CIZ had in zijn advies slechts twee punten toegekend, terwijl er vier punten nodig zijn voor een positief advies.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de Svb in strijd heeft gehandeld met het verbod van reformatio in peius, omdat er aanvankelijk een punt was toegekend voor lichaamshygiëne, maar dit in bezwaar is vervallen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat uit recente medische informatie blijkt dat er geen sprake is van een zware zorgbehoefte op het gebied van lichaamshygiëne. Appellant's dochter kan zich voor een groot deel zelfstandig aan- en uitkleden, en heeft alleen hulp nodig bij specifieke onderdelen zoals ritsen en knopen vastmaken.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.