Uitspraak
mr. S.W. te Selle.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoeker verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 10 juni 2014, waarin zijn beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Financiën ongegrond werd verklaard. De herziening is gebaseerd op een interne instructie van het ministerie van Financiën uit april 2015, die volgens verzoeker van invloed zou moeten zijn op de beoordeling van zijn zaak. De instructie betreft de handelwijze bij oneigenlijk gebruik van de mobiliteitskaart en zou volgens verzoeker een gedragslijn vastleggen die vóór de eerdere uitspraak al bestond.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de instructie geen feit of omstandigheid oplevert die herziening rechtvaardigt, aangezien deze instructie dateert van na de uitspraak van 14 juni 2014. Bovendien heeft de Raad vastgesteld dat verzoeker geen concrete voorbeelden heeft gegeven van vergelijkbare gevallen die tot een minder zware maatregel hebben geleid, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde argumenten niet voldoen aan de vereisten van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, met C.A.E. Bon als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2018. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.