Uitspraak
16.7110 ZW
mr. W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
12 februari 2014 heeft hij zich ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellant, die zich op 12 februari 2014 ziek had gemeld met psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 25 april 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat zijn psychische klachten en beperkingen zijn onderschat. Hij heeft onder andere een brief van psychiater P. de Vries ingediend, waarin deze stelt dat appellant op de datum in geding mogelijk meer beperkingen had dan vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen gevolgd en vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in staat zou zijn om de geselecteerde functies te vervullen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen grond voor toekenning van schadevergoeding of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.