ECLI:NL:CRVB:2018:1417

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
17/5753 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank bij verzoek om informatie in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, een Bulgaarse nationaliteit, had bij het college van burgemeester en wethouders van Groningen verzocht om een nadere toelichting op een melding die het college had gedaan aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het college had appellant bijstand toegekend, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had later medegedeeld dat appellant nooit rechtmatig verblijf had gehad. Appellant stelde beroep in tegen het uitblijven van een reactie op zijn verzoek om informatie. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank onbevoegd was om kennis te nemen van het beroep. De Raad oordeelde dat de brief van appellant niet als een verzoek om een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, omdat het geven van een toelichting geen publiekrechtelijke rechtshandeling is. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde de rechtbank onbevoegd.

Uitspraak

17.5753 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 juli 2017, 17/1879 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Datum uitspraak: 24 april 2018
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: J.R. Trox
Ter zitting is namens appellant F.E.H. Donleben verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart de rechtbank onbevoegd.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Bij besluit van 21 april 2015 heeft het college appellant, die de Bulgaarse nationaliteit heeft, met ingang van 24 november 2014 bijstand toegekend. Het college heeft op 22 april 2015 hiervan bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) melding gemaakt. Bij beschikking van 14 juli 2016 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan appellant meegedeeld dat hij nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad, omdat niet is gebleken dat hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 8.12, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit heeft voldaan.
2. Appellant heeft bij brief van 20 juli 2016 het college verzocht om een nadere toelichting op de onder 1genoemde melding van het college aan de IND.
3. Bij brief van 14 mei 2017 heeft appellant beroep ingesteld tegen het uitblijven van een reactie of een besluit van het college op de onder 1 genoemde brief van 20 juli 2016.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk verklaard.
5. Anders dan appellant heeft betoogd wordt - met de rechtbank - de brief van 20 juli 2016 aangemerkt als een verzoek aan het college om informatie. Voor dit oordeel wordt niet alleen steun gevonden in de redactie van de onder 2 genoemde brief van 20 juli 2016, maar tevens in de redactie van zijn beroepschrift van 14 mei 2017. In dit beroepschrift heeft appellant immers betoogd, dat hij diverse keren zijn op 20 juli 2016 gedane verzoek om een toelichting onder de aandacht van het college heeft gebracht.
6. Het geven van een toelichting is geen publiekrechtelijke rechtshandeling, want het is niet op rechtsgevolg gericht. Aangezien het verzoek van appellant dus niet kan leiden tot een besluit in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan ook het niet tijdig beslissen op dat verzoek niet op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb worden gelijkgesteld met een dergelijk besluit.
7. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank onbevoegd was om kennis te nemen van het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op de brief van appellant van 20 juli 2016. Zie de uitspraak van 24 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1861. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad de rechtbank onbevoegd verklaren.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) J.R. Trox (get.) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
ew