ECLI:NL:CRVB:2018:141
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door Uwv met gewijzigde beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S.G.C. van Ingen, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 14 november 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 14 december 2017 heeft mr. Van Ingen namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens de zaak gesloten.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de kosten. Aangezien het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, moest de Raad enkel oordelen over de kosten in beroep en hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.002,-, bestaande uit € 501,- voor de kosten in beroep en € 501,- voor de kosten in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Voor het griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.