ECLI:NL:CRVB:2018:1379
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na ziekte en de rol van medische oordelen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die ziek was gemeld wegens pijnklachten aan de linkervoet, ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat hij met zijn beperkingen meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot de stopzetting van zijn ziekengeld. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De appellant had aangevoerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening hield met zijn beperkingen, maar de Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De medische gegevens ondersteunden de conclusie dat de appellant in staat was om de in aanmerking genomen arbeid te verrichten, ondanks zijn beperkingen. De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige de belastende aspecten van de functies had betrokken en dat de eisen van het dragen van veiligheidsschoenen geen belemmering vormden voor de appellant om de werkzaamheden te verrichten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.