Uitspraak
16.2707 WWB, 17/3221 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt aangevallen uitspraak 1 voor zover aangevochten;
- bevestigt aangevallen uitspraak 2;
- wijst de verzoeken om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en opschorting van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege het niet overleggen van bankafschriften. Appellante had bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders heeft haar bijstand opgeschort omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens had ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet de gevraagde bankafschriften heeft overgelegd en dat zij geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het opschortingsbesluit, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden. De Raad heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de WWB.
Daarnaast heeft appellante een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend, maar het college heeft de ingangsdatum van de bijstand vastgesteld op de datum van de aanvraag, 12 februari 2016, en niet op een eerdere datum. Appellante heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden, maar de Raad heeft geoordeeld dat deze omstandigheden niet zijn aangetoond. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van het college terecht in stand gelaten. De Raad heeft de verzoeken om schadevergoeding afgewezen en de aangevallen uitspraken bevestigd.