ECLI:NL:CRVB:2018:1371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van bijstand wegens niet overleggen van gegevens over hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de opschorting en intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 6 maart 2009 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De aanleiding voor de opschorting was een hennepkwekerij die op 11 februari 2015 in de woning van appellant werd aangetroffen. De gemeente verzocht appellant om gegevens over de herkomst van kasstortingen en inkomsten uit de hennepkwekerij, maar appellant reageerde niet op dit verzoek. Het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout schorste de bijstand per 3 maart 2015 en trok deze later in, omdat appellant niet tijdig de gevraagde informatie had aangeleverd.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken, omdat appellant niet had voldaan aan de informatieverplichting. De Raad stelde vast dat de brief van de gemeente correct was verzonden naar het adres waar appellant op dat moment ingeschreven stond, en dat het appellant zelf was die niet had gemeld dat hij op een ander adres woonde. De Raad concludeerde dat appellant geen verwijt kon maken aan het college voor het niet ontvangen van de brief.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de voorwaarden voor opschorting en intrekking van de bijstand waren voldaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met W.H. Bel als voorzitter en E.C.R. Schut en M. ter Brugge als leden, in aanwezigheid van griffier S.A. de Graaff.