ECLI:NL:CRVB:2018:1361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening voor zelfstandige automonteur op basis van levensvatbaarheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) door het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout. Appellant had op 21 september 2015 een aanvraag ingediend voor bedrijfskapitaal en levensonderhoud in verband met de opstart van een eigen autobedrijf. Het college heeft advies ingewonnen bij het Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf (IMK), dat het bedrijf als niet levensvatbaar beoordeelde. Ondanks een tweede advies van het IMK, waarin de levensvatbaarheid opnieuw werd betwist, heeft het college de aanvraag afgewezen.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat het college onvoldoende heeft gereageerd op hun bezwaren en dat het bestreden besluit niet goed gemotiveerd is. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college zich terecht heeft gebaseerd op het advies van het IMK, dat uitvoerig inging op de bezwaren van appellanten. De Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van het IMK, zoals de beperkte concurrentiekracht en de onrealistische begroting van de appellant, valide zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het advies van het IMK en dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak is bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.