ECLI:NL:CRVB:2018:135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Zorgkantoor over persoonsgebonden budget 2014
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Zorgkantoor, dat het persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2014 op nihil heeft vastgesteld. Appellant had een pgb van € 11.975,- ontvangen, maar het Zorgkantoor concludeerde dat appellant niet had voldaan aan de verplichtingen uit de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellant onvoldoende geobjectiveerde documenten heeft overgelegd om aan te tonen welke zorg is verleend en of het pgb correct is besteed. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij het pgb voldoende inzichtelijk heeft verantwoord en dat er bijzondere omstandigheden waren die de verantwoording hebben beïnvloed. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om de beslissing van het Zorgkantoor te weerleggen. De Raad heeft bevestigd dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en dat de terugvordering van het te veel ontvangen bedrag gerechtvaardigd is. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd.
De uitspraak is gedaan door J. Brand, met R.H. Budde als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2018.