ECLI:NL:CRVB:2018:1348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die kinderbijslag ontving voor zijn twee kinderen, heeft in 2014 met zijn kinderen naar Marokko gereisd. Na zijn detentie in Spanje en het verlies van zijn woning in Nederland, heeft de Sociale Verzekeringsbank (Svb) de kinderbijslag beëindigd en een terugvordering ingesteld van het teveel ontvangen bedrag. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar dit bezwaar werd aanvankelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Tijdens de zitting heeft de Svb erkend dat de appellant niet eerder op de hoogte was van de besluiten, waardoor het bezwaar ontvankelijk werd geacht. De Raad heeft vervolgens de inhoud van het bezwaarschrift beoordeeld en vastgesteld dat de appellant niet kon aantonen dat hij aan de onderhoudsverplichtingen had voldaan, aangezien zijn kinderen niet tot zijn huishouden behoorden. De Raad oordeelde dat de Svb terecht de kinderbijslag had geweigerd en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard. Tevens is de Svb veroordeeld in de proceskosten van de appellant.