ECLI:NL:CRVB:2010:BL0391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag en de beoordeling van dringende redenen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een te veel betaalde toeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 januari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zich had verzet tegen de terugvordering van een bedrag van € 5.193,84, dat onverschuldigd was betaald over de periode van 30 maart 2007 tot en met 31 augustus 2007. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, waarin hem werd meegedeeld dat hij geen recht meer had op de toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) omdat zijn inkomen per dag niet lager was dan het minimumloon. Het Uwv had dit besluit op 13 augustus 2007 genomen en het bezwaar van appellant tegen de terugvordering werd ongegrond verklaard in een besluit van 18 januari 2008.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het terugvorderingsbesluit van 19 september 2007 in geding was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. De Raad benadrukte dat dringende redenen slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen worden aangenomen, waarbij de gevolgen van de terugvordering voor de verzekerde onaanvaardbaar moeten zijn. Appellant had aangevoerd dat hij in een bijzondere situatie verkeerde, maar de Raad vond geen aanknopingspunten om dit te onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het besluit tot herziening van de toeslag in rechte vaststond en dat de terugvordering wettelijk verplicht was. De Raad wees erop dat de wijziging van de wetgeving, die verband hield met de herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid, niet als dringende reden kon worden aangemerkt. Ook de stelling van appellant dat hij vanwege de nieuwe schuld uit de schuldsanering was gezet, werd niet als voldoende argument gezien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.