ECLI:NL:CRVB:2018:1330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WIA-uitkering van appellante, die sinds 9 september 2010 arbeidsongeschikt is door psychische klachten. Aanvankelijk werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%, maar na een herbeoordeling in 2014 concludeerde het Uwv dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot het besluit dat appellante per 14 maart 2015 geen recht meer had op een WIA-uitkering. Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Oost-Brabant verklaarde haar beroep ongegrond. Appellante stelde dat de verzekeringsarts in 2012 had vastgesteld dat zij geen benutbare mogelijkheden had en dat de diagnose PTSS, gesteld door psycholoog Pijnappels, dit zou onderbouwen. Het Uwv verdedigde echter dat de medische beoordeling zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gronden van appellante in hoger beroep in essentie een herhaling waren van eerdere argumenten en dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat appellante niet voldeed aan de criteria voor een situatie van geen benutbare mogelijkheden en dat de geselecteerde functies passend waren. De Raad zag geen aanleiding om een deskundige in te schakelen, aangezien er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die een afwijkend oordeel rechtvaardigden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 mei 2018.