ECLI:NL:CRVB:2018:1324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en vaststelling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen recht op een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die werkzaam was als assistent begeleider van verstandelijk gehandicapten, heeft zich in 2013 ziek gemeld vanwege een burn-out en andere lichamelijke klachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts in 2015, werd vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar WIA-aanvraag. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast op basis van nieuwe medische informatie, maar heeft geen aanleiding gezien om verdergaande beperkingen te erkennen. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante en de medische rapporten van haar behandelaars en deskundigen in overweging genomen. De Raad concludeert dat de FML van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende recht doet aan de beperkingen van appellante en dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, medisch passend zijn.
De Raad heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering ontbeert, maar dat appellante hierdoor niet is benadeeld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 5.034,97 bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 mei 2018.