Uitspraak
17.4989 MPW
.De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig beroepsmilitair, had verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen, maar de Staatssecretaris van Defensie had dit verzoek afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts, waarin werd geconcludeerd dat de psychische aandoeningen van de appellant niet in verband konden worden gebracht met zijn dienstverband. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen dienstverband is voor de psychische aandoeningen. De Raad heeft ook het beroep van de appellant op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen waren gedaan door het bevoegde orgaan die gerechtvaardigde verwachtingen bij de appellant hadden gewekt. De Raad oordeelde dat de eerdere beslissing van de rechtbank correct was en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor duidelijke en onderbouwde argumenten bij het indienen van een verzoek om een invaliditeitspensioen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van de appellant af.