Uitspraak
17.2223 WLZ
9 februari 2017, 16/1604 (aangevallen uitspraak)
CIZ
mr. Van der Wal verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.M.R. Kater en mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.
Centrale Raad van Beroep
Op 2 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 9 februari 2017. De zaak betreft een aanvraag van appellant voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), die eerder door het CIZ was afgewezen. Appellant, geboren in 1952, heeft een beneden gemiddeld intelligentieniveau en kampt met lichamelijke en psychische problematiek. Hij woont zelfstandig in een seniorenwoning en heeft een aanvraag ingediend voor zorg, maar het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat er geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid is. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad overweegt dat, hoewel appellant veel zorg nodig heeft, hij niet voldoet aan de criteria voor Wlz-zorg zoals vastgelegd in artikel 3.2.1 van de Wlz. De Raad concludeert dat er geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank. De Raad wijst ook op het feit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.