ECLI:NL:CRVB:2018:1286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de berekening van de Appa-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante, die eerder een (wachtgeld)uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) ontving, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Dit besluit, genomen op 26 februari 2015, betrof de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid en de berekening van haar uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 april 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellante was van [periode] [politieke ambt] en ontving een uitkering die voortgezet werd op basis van artikel 53a van de Appa, nadat zij arbeidsongeschikt was verklaard. De minister had de mate van haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55-80% en het bezwaar hiertegen werd ongegrond verklaard. De Raad heeft de methodiek van de minister voor het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid beoordeeld en geconcludeerd dat deze methodiek, die is gebaseerd op het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, passend is voor de toepassing van de Appa.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante geschikt wordt geacht voor verschillende functies, waaronder Bestuurskundige en Beleidsmedewerker, en dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom appellante in staat is deze functies te vervullen. De Raad heeft ook opgemerkt dat de hernieuwde vaststelling van de arbeidsongeschiktheid door de minister op 21 november 2017 niet relevant is voor de beoordeling van de periode tot 23 mei 2017. Uiteindelijk heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.