ECLI:NL:CRVB:2018:1281
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummers 16/4567 PW en 17/411 PW. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door appellante, die werd vertegenwoordigd door mr. A.L.M. Vreeswijk. De hoger beroepen zijn behandeld tijdens de zitting op 16 januari 2018. Tijdens deze zitting heeft de gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam meegedeeld dat het besluit tot intrekking van de bijstand van appellante over de periode van 2 februari 2015 tot 18 april 2015 niet wordt gehandhaafd. Tevens werd het bestreden besluit van 3 juni 2016 niet gehandhaafd en heeft het college afgezien van het opleggen van een boete.
Op 15 februari 2018 heeft mr. Vreeswijk namens appellante de hoger beroepen ingetrokken en verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen verweerschrift ingediend. Gelet op artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en is het onderzoek gesloten.
De Raad heeft overwogen dat, nu de hoger beroepen zijn ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het college op verzoek van appellante kan worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 501,- in bezwaar, € 1.002,- in beroep en € 501,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 3.006,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door W.F. Claessens, met N.L. Kuipers als griffier.