ECLI:NL:CRVB:2018:1270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en proceskostenvergoeding na wijziging grondslag besluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond werd verklaard. Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) samen met haar partner. Na een signaal dat haar partner werk had aanvaard, verzocht het college om financiële gegevens, die niet tijdig werden ingeleverd. Het college schorste de bijstandsverlening en trok deze later in, omdat appellante en haar partner de gevraagde gegevens niet hadden verstrekt. De rechtbank oordeelde dat het college niet verplicht was om proceskosten in bezwaar te vergoeden, omdat het besluit niet was herroepen. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat het college de kosten in bezwaar had moeten vergoeden en dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de gronden van appellante in essentie herhalingen waren van eerdere argumenten en dat het college voldoende gelegenheid had gegeven om de gevraagde gegevens te overleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.