ECLI:NL:CRVB:2018:1259
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatregel opgelegd aan appellant in het kader van de Participatiewet en de geschiktheid van het re-integratietraject
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant ontving sinds 10 september 2013 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en had arbeidsverplichtingen. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had appellant een maatregel opgelegd, waarbij zijn bijstand met 100% werd verlaagd voor de duur van één maand, omdat hij geen gebruik had gemaakt van een aangeboden re-integratietraject. Appellant stelde dat het traject, genaamd 'Schone parken', niet passend was gezien zijn medische beperkingen, zoals vastgesteld in een rapportage van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.
De Raad heeft vastgesteld dat het college appellant correct had geïnformeerd over het traject en dat er voldoende ruimte was voor aanpassingen op basis van zijn medische situatie. Appellant had zich echter niet gemeld voor twee afspraken in het kader van het traject, wat leidde tot de conclusie dat hij niet voldeed aan zijn verplichtingen onder de PW. De Raad oordeelde dat de opgelegde maatregel terecht was, omdat appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om deel te nemen aan het traject. De beroepsgrond dat het traject niet passend was, werd verworpen, en de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van verplichtingen onder de Participatiewet en de verantwoordelijkheid van de appellant om gebruik te maken van aangeboden voorzieningen. De Raad concludeerde dat de maatregel van het college rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.