Uitspraak
16.4777 ZW, 16/4785 ZW
mr. M.J.F. Bär.
OVERWEGINGEN
24 augustus 2015 geen recht heeft op ziekengeld op grond van de ZW, omdat hij zijn eigen werk (geduide functies) kon doen.
12 januari 2016 en van de fysiotherapeut van 13 januari 2016 geen aanknopingspunten gevonden worden om het ingenomen standpunt te herzien. De rechtbank volgt appellant niet in zijn stelling dat sprake is van verdergaande beperkingen dan waarvan het Uwv is uitgegaan. Uitgaande van de juistheid van de FML heeft de rechtbank appellant in staat geacht de hem voorgehouden functies te vervullen.
19 december 2016 wordt overwogen dat deze informatie een herhaling vormt van diens in het dossier reeds aanwezige brieven van 24 juli 2014 en van 22 september 2015. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 19 november 2015 en
31 maart 2016 toegelicht op grond waarvan die informatie geen reden geeft om meer beperkingen in de FML aan te nemen. Zo is appellant aangewezen geacht voor schoudersparend werk en zijn beperkingen aangenomen voor krachtfuncties met hand en arm, het langdurig in gedwongen houding staan, alsmede voor hoog frequente en extreme hand/armbewegingen. Verder moeten trillingen vermeden worden. Wat betreft de door appellant genoemde noodzaak voor het inbouwen van voldoende rustmomenten wordt overwogen dat de verzekeringsarts in het rapport van 20 april 2015 heeft toegelicht dat een lichte energetische beperking aangewezen is. Daartoe heeft de verzekeringsarts overwogen dat de stelling van appellant dat sprake is van een energetische beperking reeds bij lichte inspanning weliswaar niet helemaal te objectiveren is, maar dat de uitleg van de reumatoloog aannemelijk is, namelijk dat na spieractiviteit bij een persoon die lijdt aan artrose energie moet worden her‑opgeladen. Om die reden heeft de verzekeringsarts appellant licht beperkt geacht voor de duurbelasting per dag en week en voorts in de FML vastgelegd dat avond- en nachtdiensten en onregelmatige diensten vermeden moeten worden. De omstandigheid dat de reumatoloog in het rapport van 12 januari 2016 te kennen geeft dat sprake moet zijn van voldoende rustmomenten leidt dan ook niet tot de conclusie dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellant.