ECLI:NL:CRVB:2018:1209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had zich ziek gemeld op 3 maart 2015 en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 2 april 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat hij nog steeds veel last van zijn voet ondervindt en dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische situatie. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De artsen van het Uwv hebben rekening gehouden met de klachten van appellant en hebben de belastbaarheid correct vastgesteld.
De Raad heeft de conclusie van het Uwv bevestigd dat appellant op 2 april 2016 in staat was om meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen, en dat er derhalve geen recht meer was op een ZW-uitkering. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.