ECLI:NL:CRVB:2018:119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- F. Hoogendijk
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft appellante, die in het verleden een uitkering ontving op basis van de Ziektewet en later de Werkloosheidswet, hoger beroep ingesteld tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. De intrekking was gebaseerd op een anonieme melding dat appellante werkzaamheden verrichtte zonder dit te melden, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche. Tijdens dit onderzoek verklaarde appellante dat zij hand- en spandiensten verrichtte voor kennissen en familie, maar geen verifieerbare gegevens kon overleggen over de omvang en duur van deze werkzaamheden.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante de wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door haar activiteiten niet te melden. De Raad oordeelde dat de activiteiten van appellante, hoewel zij deze als vriendendiensten beschouwde, op geld waardeerbare werkzaamheden waren. De Raad benadrukte dat het voor de verlening van bijstand niet alleen van belang is wat de betrokkene daadwerkelijk verdient, maar ook wat hij redelijkerwijs kan verdienen. Aangezien appellante niet kon aantonen dat zij recht had op bijstand, werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het naleven van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers. De Raad concludeerde dat appellante niet in staat was om aan te tonen dat zij recht had op bijstand in de periode waarin zij de inlichtingenverplichting had geschonden, en dat de terugvordering van de bijstand gerechtvaardigd was.