ECLI:NL:CRVB:2018:1184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om immateriële schadevergoeding en causaal verband bij onrechtmatige besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had een verzoek ingediend om immateriële schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Deze besluiten betroffen maatregelen die aan appellant waren opgelegd, waardoor hij tijdelijk minder bijstand ontving. De Raad heeft vastgesteld dat de besluiten onrechtmatig waren, maar dat er geen causaal verband was tussen de onrechtmatige besluiten en de door appellant gestelde medische klachten. Appellant had aangevoerd dat hij psychische schade had geleden door het niet tijdig ontvangen van bijstand, maar de Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dit causaal verband. Bovendien werd het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verworpen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een zeer uitzonderlijke situatie die een inbreuk op het privéleven rechtvaardigde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.