ECLI:NL:CRVB:2018:1164
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van de verlaging van de woontoeslag in verband met het delen van woonkosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had verzocht om herziening van een besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, dat zijn woontoeslag had verlaagd van 20% naar 10% van de gehuwdennorm. Dit besluit was genomen op basis van de veronderstelling dat appellant woonkosten kon delen met medebewoners, aangezien hij gebruikmaakte van een gezamenlijke energiemeter. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bestreden besluit gebrekkig was gemotiveerd en het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het besluit van 26 augustus 2010 te herzien. De Raad concludeerde dat de appellant, door het delen van energiekosten met medebewoners, lagere algemene kosten had en dat de verordening die van toepassing was, rechtvaardigde dat de toeslag verlaagd werd. De Raad oordeelde dat de hardheidsclausule niet van toepassing was, omdat de definitie van woonkosten in de relevante verordening niet van toepassing was op de situatie van de appellant. De uitspraak bevestigde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor de periode van 1 augustus 2010 tot 6 mei 2015, en dat de appellant geen recht had op een hogere toeslag.
De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, met A. Mansourova als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 april 2018.