ECLI:NL:CRVB:2018:1152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na ziekte
Op 18 april 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar ZW-uitkering. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, had zich op 13 maart 2015 ziek gemeld met klachten als gevolg van fibromyalgie, schildklierproblemen en granulopenie. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellante per 14 september 2015 geschikt was voor haar eigen werk en beëindigde haar uitkering. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar aandoeningen en dat de verzekeringsartsen haar klachten bagatelliseerden.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante op de datum in geding in staat was haar eigen werk te verrichten. De Raad bevestigde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de medische rapportages. De Raad concludeerde dat de inschatting van de belasting van het eigen werk door het Uwv juist was en dat appellante geen recht meer had op ziekengeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.