Uitspraak
OVERWEGINGEN
4.2. Appellante heeft de ook bij de rechtbank ingebrachte beroepsgrond herhaald dat voor de duur van de aanvullende uitkering had moeten worden aangesloten bij de duur van het nieuwe WW-recht dat is toegekend bij besluit van 22 oktober 2015. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit artikel 3.2 van de BWUMC volgt dat de garantie-uitkering van appellante niet meer kan omvatten dan het bij besluit van 16 januari 2015 oorspronkelijk toegekende recht op een aanvullende uitkering. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat noch de tekst noch de achtergrond en de bedoeling van deze bepaling grond bieden voor de uitleg die appellante voorstaat. Anders dan appellante heeft betoogd, ziet de zinsnede ‘voor zover de duur nog niet is verbruikt’ in het tweede lid van artikel 3.2 van het BWUMC niet alleen op de aansluitende maar ook op de aanvullende uitkering. Verder is artikel 2.1 van het BWUMC niet van toepassing, omdat dat artikel ziet op een eerste toekenning van een aanvullende uitkering en niet, zoals hier aan de orde, op een herleving van die uitkering.