ECLI:NL:CRVB:2018:1075

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
17/3298 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 1 december 2017, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij geen inkomen heeft en leeft van giften, waardoor hij niet in staat was het griffierecht te voldoen. Tevens heeft hij aangegeven dat hij de uitnodiging voor het betalen van het griffierecht niet goed heeft gelezen, wat hem niet in staat stelde om tijdig een verzoek om vrijstelling in te dienen.

De Raad heeft het verzet behandeld op 1 maart 2018, waarbij appellant aanwezig was, maar het Uwv zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De Raad heeft overwogen dat appellant in zijn verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De Raad heeft vastgesteld dat het niet goed lezen van de uitnodiging voor het betalen van het griffierecht voor risico van appellant is en dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor betaling.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 april 2018
17/3298 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van
de rechtbank Midden-Nederland van 15 maart 2017, 16/1218 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 1 december 2017 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 1 maart 2018. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 1 december 2017 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat het niet mogelijk is geweest het griffierecht te voldoen aangezien hij geen inkomen heeft en leeft van giften. Ter zitting heeft appellant te kennen gegeven dat hij de uitnodiging voor het betalen van het griffierecht niet goed heeft gelezen, waardoor hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid een verzoek om vrijstelling in te dienen.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim
is geweest. Dat appellant de uitnodiging voor het betalen van het griffierecht niet goed heeft gelezen, is voor risico van appellant. Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte om appellant een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht te gunnen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

LO