In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, werkzaam bij het Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam, was aangemerkt als herplaatsingskandidaat na een reorganisatie waarbij haar functie was vervallen. De Raad heeft vastgesteld dat de raad van bestuur appellante terecht als herplaatsingskandidaat heeft aangemerkt, omdat zij niet in een passende functie kon worden geplaatst. Appellante had een aanbod voor een proefplaatsing in een andere functie ontvangen, maar dit aanbod heeft zij afgewezen. De Raad oordeelt dat het niet aan de raad van bestuur is om een vaststellingsovereenkomst te forceren, en dat appellante zelf de verantwoordelijkheid had om haar bedenkingen over het aanbod te bespreken. De Raad heeft de gronden van appellante, die betrekking hebben op de zorgvuldigheid van de plaatsingsprocedure, buiten beschouwing gelaten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.