Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 2.004,-;
griffierecht van in totaal € 418,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de inschaling van een appellant die sinds 1979 werkzaam is bij een Werkvoorzieningschap. De appellant was ingeschaald in salarisschaal 9, terwijl zijn functie volgens een nieuwe waardering per 1 juni 2012 in schaal 10 zou moeten worden ingeschaald. Het dagelijks bestuur had echter besloten om de salarisschaal niet te verhogen, omdat er twijfels bestonden over de functievervulling van de appellant. De rechtbank Limburg had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur het stappenplan voor inschaling niet correct en volledig had gevolgd. De Raad concludeerde dat het standpunt van het dagelijks bestuur, dat de functievervulling van de appellant zich verzette tegen inschaling in de hogere salarisschaal, niet op een deugdelijke feitelijke grondslag berustte. De Raad herroept het besluit van het dagelijks bestuur en bepaalt dat de appellant met terugwerkende kracht per 1 juni 2012 in salarisschaal 10 moet worden ingeschaald. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.004,- bedroegen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en consistente toepassing van inschalingprocedures binnen het bestuursrecht, vooral wanneer het gaat om de beoordeling van functievervulling en de bijbehorende salarisschalen.