ECLI:NL:CRVB:2018:1003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.D.F. Smit-de Moor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding WIA na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. C.J. Driessen, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een proceskostenvergoeding in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 maart 2018 uitspraak gedaan. De zaak betreft een intrekking van het hoger beroep door appellante, die dit deed omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar tegemoet was gekomen aan haar bezwaren. Het Uwv had een bedrag van € 3.108,- aan appellante vergoed, maar appellante vond deze vergoeding te laag en heeft dit standpunt niet onderbouwd.
De Centrale Raad overweegt dat, nu het Uwv een proceskostenvergoeding heeft toegekend, is voldaan aan de voorwaarde waaronder appellante het hoger beroep wenste in te trekken. De Raad verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die bepalen dat bij intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad concludeert dat het verzoek om vergoeding van proceskosten moet worden afgewezen, omdat appellante haar standpunt over de hoogte van de vergoeding niet heeft onderbouwd.
De uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, met M.D.F. Smit-de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.