ECLI:NL:CRVB:2017:986

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
16/3807 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning LFNP-functie aan politieambtenaar en beoordeling matching

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een politieambtenaar, hierna appellant genoemd, tegen de korpschef van politie. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van de korpschef ongegrond was verklaard. Het geschil betreft de toekenning van de LFNP-functie van Docent A aan de appellant, die werkzaam is in de salarisschaal 8. De korpschef had op 16 december 2013 besloten tot de toekenning van deze functie, maar de appellant was van mening dat de matching niet correct was uitgevoerd en dat dit tot een onhoudbaar resultaat had geleid.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de korpschef op goede gronden de LFNP-functie aan de appellant heeft toegekend. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De Raad heeft ook het beroep van de appellant op de hardheidsclausule verworpen, omdat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van de appellant niet leidden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De Raad benadrukte dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden, tenzij de ambtenaar wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.

De uitspraak bevestigt dat de keuze van de korpschef om de functie van de appellant onder te brengen in het domein Ondersteuning voldoende gemotiveerd is en dat de appellant geen negatieve financiële gevolgen zal ondervinden van het bestreden besluit. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/3807 AW
Datum uitspraak: 9 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 april 2016, 14/3407 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.M. Terlingen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Docent A Rijopleidingen, salarisschaal 8.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Docent A, met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 8. Bij besluit van 30 april 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
De Raad begrijpt het hoger beroep aldus dat appellant primair de mening is toegedaan dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten. Appellant heeft daartoe aangevoerd dat wat betreft zijn korpsfunctie niet het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, maar het domein Uitvoering. Appellant levert een bijdrage aan operationele politietaken, heeft een executieve functie en is ook uitgerust met geweldsmiddelen. In zijn korpsfunctieomschrijving is ook vermeld dat appellant is belast met noodhulp.
4.1.2.
De functie van Docent A Rijopleidingen is blijkens de korpsfunctiebeschrijving in het bijzonder gericht op het organiseren en verzorgen van praktische instructie- en theorielessen en trainingen op basis van operationeel gerichte opleidingen, het afnemen van proeven van bekwaamheid en (proef)examens, het rapporteren over de uitvoering van lessen en trainingen ten aanzien van bekwaamheid en attitude, het signaleren van ontwikkelingen op het eigen vakgebied ten behoeve van nieuwe leeractiviteiten en leermateriaal alsmede het afstemmen van eigen lessen met andere kernopgaven.
4.1.3.
De korpschef heeft zich op het standpunt mogen stellen dat in de korpsfunctie van appellant aldus in overwegende mate sprake is van overdracht van kennis en/of het aanleren van vaardigheden. Gelet op de korpsfunctiebeschrijving, de toelichting in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering, acht de Raad de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd (vergelijk de uitspraken van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710, en van 12 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:115).
4.2.
In aanmerking genomen dat het hoofdbestanddeel van de korpsfunctie van appellant bestaat uit kennisoverdracht en/of het bijbrengen van vaardigheden, heeft de korpschef op goede gronden de LFNP-functie van Docent A, met als vakgebied Docenten, aan appellant toegekend.
4.3.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende voor de conclusie dat het resultaat van de matching (anderszins) onhoudbaar is te achten.
4.4.1.
Het betoog van appellant dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in
artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen, slaagt evenmin. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling. Uit de Handleiding volgt dat het een bewuste keuze is geweest om docenten onder te brengen in het domein Ondersteuning. Dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie is verder inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw. Voor zover appellant zich beroept op een verschraling van zijn taken en verantwoordelijkheden leidt dit niet tot een ander oordeel. Een eventuele verschraling van het takenpakket van een betrokkene kan niet worden beschouwd als een onbedoelde onbillijke uitwerking van de Regeling. De Raad verwijst naar zijn onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550.
4.4.2.
Daarbij komt dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat. De Raad tekent overigens nog aan dat - zoals ook is vermeld in de toelichting op artikel 8 van de Regeling - in artikel 6 van het Besluit bezoldiging politie is vastgelegd dat geen enkele ambtenaar er door de invoering van het LFNP in salaris op achteruit gaat. De voor de ambtenaar geldende salarisschaal en de vooruitzichten in die schaal blijven gegarandeerd, alsmede de rang van de ambtenaar, aldus de toelichting. Ook de executieve status van de ambtenaar is volgens die toelichting gewaarborgd. Verwezen wordt in dat verband naar artikel 99i, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie. Er is dan ook geen grond om aan te nemen dat appellant negatieve (financiële) gevolgen zal ondervinden van het bestreden besluit (vergelijk de uitspraak van 25 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3173).
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) P.W.J. Hospel

HD