ECLI:NL:CRVB:2017:961

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
15/1358 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) voor een ambtenaar die werkzaam was bij de voormalige politieregio Utrecht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef van politie, die op 16 december 2013 had besloten tot toekenning van de LFNP-functie [functie 2] in schaal 10. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder het betoog dat de matchingregels voor de LFNP-functies ondeugdelijk zouden zijn. Appellante stelde dat het criterium “gewerkt hebben met niet-eerder verkende problematiek” niet onderscheidend was, omdat het niet voorkwam in de oude korpsfunctiebeschrijvingen. De Raad oordeelde echter dat er geen grond was voor het oordeel dat het gebruikte criterium ondeugdelijk was, en dat de motivering voor de matching van de leidinggevenden in schaal 11 met de LFNP-functie in schaal 10 inzichtelijk en niet onhoudbaar was.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier A.M. Pasmans, en werd openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.

Uitspraak

15/1358 AW
Datum uitspraak: 9 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
6 februari 2015, 14/3136, 14/3614, 14/4284, 14/3490, 14/3508, 14/4092, 14/5009 en 14/4157 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2017. Namens appellante is verschenen mr. Dijkgraaf. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.H. Horst, advocaat, en R.M.M. Paulssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
De uitgangspositie van appellante is bepaald op de functie [functie 1] (schaal 11) bij de voormalige politieregio Utrecht. Tegen dat besluit heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Bij het besluit van 16 december 2013, gehandhaafd bij besluit van 4 juni 2014 (bestreden besluit), heeft de korpschef besloten tot toekenning van en overgang naar de Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) functie [functie 2] in het vakgebied [vakgebied], met bijbehorende schaal 10.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Wat betreft het betoog van appellante dat de rechtbank de transponeringstabel, behorende bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) ten onrechte heeft aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift en dat deze niet als grondslag voor het bestreden besluit had mogen dienen, wordt verwezen naar de op dit onderwerp betrekking hebbende overwegingen in de onder 1.1 genoemde uitspraken van
1 juni 2015, waarbij de Raad blijft.
3.2.
Appellante heeft gesteld dat de matchingregels voor het domein [vakgebied] en in het bijzonder die betreffende het onderscheid tussen de overgang naar [functie 2] (schaal 10) of [functie 3] (schaal 12) ondeugdelijk zijn en dat de matching daarom onhoudbaar is. Zij doelt daarbij op het gebruik van het criterium “gewerkt hebben met niet-eerder verkende problematiek”. Uit de eigen documentatie van de korpschef blijkt volgens appellante dat dat criterium niet onderscheidend kan zijn geweest, omdat het nergens in de bestaande korpsfunctiebeschrijvingen voorkwam. Dit betoog slaagt niet.
3.3.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen in zijn uitspraken van 28 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:346, en 14 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1375, is er geen grond voor het oordeel dat sprake zou zijn van een ondeugdelijk (onderscheidend) criterium, vanwege het gebruik van andere bewoordingen en begrippen dan die in de oude korpsfunctiebeschrijvingen voorkwamen. Uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 blijkt dat het voor de werkgroep matching mogelijk was een vergelijking te maken tussen de oude korpsfunctiebeschrijvingen en de nieuwe LFNP-functies. De Raad heeft de gegeven motivering voor de matching van de leidinggevenden in schaal 11 met de naastgelegen lagere LFNP-functie [functie 2] (schaal 10) en niet met [functie 3] (schaal 12) inzichtelijk en niet onhoudbaar geacht. In wat appellante heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding voor een ander oordeel.
3.4.
Voor een toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling is evenmin plaats. De hardheidsclausule is niet bedoeld om alsnog rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden en ook niet om alsnog de uitgangspositie te corrigeren.
3.5.
Uit 3.1 tot en met 3.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2017.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) A.M. Pasmans

HD