ECLI:NL:CRVB:2017:939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsverlening op basis van woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsverlening aan appellante, die sinds 5 november 2012 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft de bijstand per 6 mei 2014 ingetrokken, omdat appellante niet langer in de gemeente Enschede zou wonen. Dit besluit volgde na een administratief vooronderzoek dat door het college was ingesteld naar de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand. De onderzoeksresultaten, waaronder verklaringen van appellante en gegevens over haar woonadres, leidden tot de conclusie dat appellante in de te beoordelen periode niet in de gemeente Enschede woonde.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de onderzoeksresultaten niet voldoende zijn om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante in de periode van 6 mei 2014 tot en met 29 december 2014 niet woonachtig was in de gemeente Enschede. De Raad heeft daarbij de verklaringen van appellante, haar pintransacties en de verklaringen van derden gewogen. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de gemaakte kosten rechtmatig zijn. De uitspraak van de rechtbank Overijssel is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.