Uitspraak
20 januari 2015, 14/9375 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor van appellante. Appellante had in 2013 een pgb ontvangen, maar de door haar ingediende verantwoording werd door het Zorgkantoor afgekeurd. Het Zorgkantoor stelde vast dat appellante niet had voldaan aan de verplichtingen die aan de toekenning van het pgb waren verbonden. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellante tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Zorgkantoor bevoegd was om de betaalde voorschotten terug te vorderen op basis van artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat de zorg waarvoor het pgb was verstrekt, daadwerkelijk was verleend en dat de betalingen aan de zorgverlener waren gedaan. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het besluit van 9 mei 2014 ongegrond. Tevens werd het Zorgkantoor veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante.