ECLI:NL:CRVB:2017:912

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
16/5884 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N.J. Glen-Boedhram, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2016. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 16/5884 PW. De kern van het geschil betreft de niet-betaling van het griffierecht, dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschuldigd is bij indiening van een beroepschrift. De gemachtigde van appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 124,-, met duidelijke deadlines voor betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot de conclusie dat appellante in verzuim is geweest.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de betaling van het griffierecht een voorwaarde is voor de ontvankelijkheid van het beroep. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en appellante is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 maart 2017
16/5884 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2016, 15/6966 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. N.J. Glen-Boedhram, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 20 september 2016 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 124,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 20 oktober 2016 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2017.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) N. Khachatryan
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
ij