Uitspraak
15.4774 WWB, 15/4907 WWB
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
Op 7 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan betrokkenen, die bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Betrokkenen, een echtpaar, ontvingen bijstand en hadden daarnaast inkomsten uit een persoonsgebonden budget (PGB) van de moeder van betrokkene 2. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, had de bijstand herzien en een bedrag van € 1.609,46 teruggevorderd, omdat de ontvangen inkomsten niet of onvoldoende met de bijstand waren verrekend.
De rechtbank Rotterdam had in een eerdere uitspraak het beroep van betrokkenen gegrond verklaard en de terugvordering vastgesteld op een lager bedrag van € 1.365,48, omdat het PGB ten onrechte als inkomen was aangemerkt. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat het ontvangen bedrag van € 112,- door betrokkene 2 als inkomen moest worden aangemerkt volgens de WWB.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bedrag van € 112,- dat betrokkene 2 ontving voor werkzaamheden voor haar moeder, inderdaad als inkomen moest worden beschouwd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze was aangevochten en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had beoordeeld of het PGB voor het juiste doel was gebruikt, aangezien de bedragen niet afkomstig waren uit een aan betrokkenen verstrekt PGB, maar uit dat van de moeder van betrokkene 2. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 7 maart 2017.