ECLI:NL:CRVB:2017:868
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, een voormalig zelfstandig ondernemer, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) vanwege gezondheidsklachten die hij ervoer na de diagnose van laaggradig non-hodgkin lymfoom in 1996. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat er geen structurele beperkingen waren vóór 1 augustus 2004, de datum waarop de WAZ-regeling wijzigde. Het Uwv weigerde de WAZ-uitkering, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De appellant stelde dat hij al vóór 1 augustus 2004 arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hadden dat er vóór deze datum geen structurele beperkingen waren vastgesteld. De rechtbank baseerde haar oordeel op medische rapporten, waaronder die van internist-hematoloog J.F.M. Pruijt, die bevestigden dat er geen aanwijzingen waren voor arbeidsongeschiktheid vóór de genoemde datum. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat de appellant niet in staat was om met objectieve medische gegevens aan te tonen dat hij vóór 2004 arbeidsongeschikt was.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2017.