Uitspraak
14.6393 WWB, 15/1242 WWB
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 18 december 2014 gegrond voor zover dat ziet op
- bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,-
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante had bijstand ontvangen, maar het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft deze bijstand ingetrokken omdat appellante niet tijdig de gevraagde bankafschriften had ingeleverd. Het college stelde dat appellante over bedragen beschikte die op haar rekening waren bijgeschreven, wat leidde tot de conclusie dat zij geen recht meer had op bijstand.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over de bijgeschreven bedragen kon beschikken. De bedragen waren afkomstig van derden en appellante had deze bedragen contant aan haar vriend gegeven. De Raad oordeelde dat de bijschrijvingen op de bankrekening van appellante in beginsel als middelen in de zin van de WWB moeten worden aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar verklaarde het beroep tegen het boetebesluit gegrond, omdat het college de onrechtmatigheid van het boetebesluit erkende. De Raad heeft het college veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellante en de wettelijke rente over het te verrekenen bedrag.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De Raad heeft ook de kosten van rechtsbijstand toegewezen aan appellante, die in totaal € 1.485,- bedragen, en het college is verplicht om het griffierecht van € 122,- te vergoeden.