ECLI:NL:CRVB:2017:844

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
16/3806 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing maatwerkvoorziening voor vreemdeling op grond van koppelingsbeginsel in de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen op basis van artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wmo 2015 en dat zij niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin soortgelijke overwegingen zijn gemaakt. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op de gevraagde maatwerkvoorziening.

De uitspraak van de Centrale Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 februari 2017, met L.M. Tobé als rechter en R.H. Budde als griffier.

Uitspraak

16/3806 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 april 2016, 15/6062 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H. Kruseman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 16/3797, 16/3798, 16/3799, 16/3806, 16/3884, 16/3885, 16/3886, 16/3887, 16/3888, 16/3913, 16/1746, 16/2554, 16/2557, 16/3306, 16/3311, 16/3391, 16/3403, 16/3405, 16/3490, 16/3603, 16/3746, 16/3747, 16/3753 en 17/1023 heeft gevoegd plaatsgehad op 15 februari 2017. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Appellante heeft het college verzocht een tijdelijke maatwerkvoorziening te treffen bestaande uit passende maatschappelijke opvang.
1.3.
Bij besluit van 16 april 2015 heeft het college dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 24 augustus 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 april 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college, voor zover van belang, de afwijzing van een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang, gebaseerd op artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep voor zover dat betrekking heeft op de Wmo 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 geoordeeld dat appellante geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
3. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante is geen vreemdeling als bedoeld in artikel 1.2.2, eerste lid, van de Wmo 2015 en is ook niet op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met een Nederlander gelijkgesteld. Voor zover appellante in hoger beroep aanvoert dat zij recht heeft op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015, verwijst de Raad naar zijn oordeel zoals dat is neergelegd in zijn uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat appellante geen aanspraak kan maken op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015. Hetgeen appellante in onderhavige zaak meer of anders heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.2.
De aangevallen uitspraak komt voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015 voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2017.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) R.H. Budde

RB