Uitspraak
29 april 2016, 15/5824 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 16 april 2015 afgewezen, en het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing werd op 31 augustus 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wmo 2015. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant geen recht heeft op een maatwerkvoorziening, omdat hij niet als vreemdeling in de zin van de wet kan worden aangemerkt en ook niet gelijkgesteld kan worden aan een Nederlander. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin een vergelijkbare kwestie is behandeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellant af.
De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten is. De uitspraak is ondertekend door L.M. Tobé, met R.H. Budde als griffier.