Uitspraak
22 april 2016, 15/6856 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De appellant, die geen aanspraak had op voorzieningen, had eerder een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit verzoek werd afgewezen op grond van het koppelingsbeginsel in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat de appellant, als vreemdeling, niet kan worden gelijkgesteld met een Nederlander op basis van de Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen zoals de appellant geen aanspraak kunnen maken op maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de appellant geen recht heeft op de gevraagde maatwerkvoorziening.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 27 februari 2017 en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien partijen niet zijn verschenen tijdens de zitting.