Uitspraak
15 april 2016, 15/5400 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 14 april 2015 afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 19 augustus 2015. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de appellant geen recht had op een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
In hoger beroep heeft de Raad de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin dezelfde juridische overwegingen zijn gemaakt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de appellant geen aanspraak kan maken op de gevraagde maatwerkvoorziening. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.