ECLI:NL:CRVB:2017:823

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
16/3754 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing maatwerkvoorziening voor vreemdeling op grond van de Wmo 2015

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen, met als reden dat de vreemdeling geen aanspraak kan maken op voorzieningen op grond van de Wmo 2015. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat de vreemdeling, zoals gedefinieerd in de Vreemdelingenwet 2000, geen recht heeft op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin is vastgesteld dat vreemdelingen niet gelijkgesteld kunnen worden aan Nederlanders voor de toepassing van de Wmo 2015. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en komt tot de conclusie dat de vreemdeling geen recht heeft op de gevraagde opvang.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 februari 2017, ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

16/3754 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 april 2016, 15/6618 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Sprakel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 16/2814, 16/3237, 16/3242, 16/3347, 16/3348, 16/3401, 16/3402, 16/3404, 16/3437, 16/3442, 16/3493, 16/3494, 16/3495, 16/3496, 16/3499, 16/3554, 16/3604, 16/3748, 16/3749, 16/3751, 16/3754, 16/3755, 16/3756, 16/3784 en 16/3796 heeft gevoegd plaatsgehad op 8 februari 2017. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Appellante heeft het college verzocht een tijdelijke maatwerkvoorziening te treffen bestaande uit passende maatschappelijke opvang.
1.3.
Bij besluit van 24 april 2015 heeft het college dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 1 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 april 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college, voor zover van belang, de afwijzing van een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang, gebaseerd op artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep voor zover dat betrekking heeft op de Wmo 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 geoordeeld dat appellante geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
3. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad volgt appellante niet in haar beroepsgrond dat zij recht heeft op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015 en dat zij deze met de geboden opvang ook heeft gekregen. De Raad verwijst naar zijn oordeel zoals dat is neergelegd in zijn uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1. Vreemdelingen als appellante zijn geen vreemdelingen als bedoeld in artikel 1.2.2, eerste lid, van de Wmo 2015 en zijn ook niet op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met een Nederlander gelijkgesteld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, gelet op het bepaalde in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015, appellante geen aanspraak kan maken op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015. Hetgeen appellante in onderhavige zaak meer of anders heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.2.
De aangevallen uitspraak komt voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015 voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015.
Deze uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2017.
(getekend) N.R. Docter
(getekend) J.W.L. van der Loo

RB