Uitspraak
29 april 2016, 15/5079 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 30 maart 2015 afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 3 augustus 2015. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de appellant geen recht had op een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat de appellant ten tijde van belang geen vreemdeling was in de zin van de Wmo 2015 en niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin dezelfde juridische overwegingen zijn gemaakt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op basis van de Wmo 2015.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 februari 2017.