Uitspraak
15 april 2016, 15/5026 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen op basis van artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, zoals eerder geoordeeld in een uitspraak van 22 februari 2017. De Raad heeft geoordeeld dat de opvangvoorzieningen voor de appellant onder de verantwoordelijkheid van de centrale overheid vallen en dat deze voorzieningen moeten voldoen aan het verdragsrecht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op basis van de Wmo 2015.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2017.