Uitspraak
15 april 2016, 15/5086 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van een verzoek om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Sprakel, heeft in eerste instantie een verzoek ingediend dat op 30 maart 2015 door het college werd afgewezen. Dit besluit werd later, op 3 augustus 2015, door het college in een bestreden besluit bevestigd, waarbij het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 15 april 2016 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, met verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Raad oordeelt dat de appellant geen recht heeft op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, omdat vreemdelingen zoals appellant niet onder de reikwijdte van deze wet vallen. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen niet gelijkgesteld zijn aan Nederlanders voor de toepassing van de Wmo 2015. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.