ECLI:NL:CRVB:2017:810

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
16/3437 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing maatwerkvoorziening voor vreemdeling op grond van de Wmo 2015

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van een verzoek om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Sprakel, heeft in eerste instantie een verzoek ingediend dat op 30 maart 2015 door het college werd afgewezen. Dit besluit werd later, op 3 augustus 2015, door het college in een bestreden besluit bevestigd, waarbij het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 15 april 2016 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, met verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Raad oordeelt dat de appellant geen recht heeft op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, omdat vreemdelingen zoals appellant niet onder de reikwijdte van deze wet vallen. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen niet gelijkgesteld zijn aan Nederlanders voor de toepassing van de Wmo 2015. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

16/3437 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
15 april 2016, 15/5086 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Sprakel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 16/2814, 16/3237, 16/3242, 16/3347, 16/3348, 16/3401, 16/3402, 16/3404, 16/3437, 16/3442, 16/3493, 16/3494, 16/3495, 16/3496, 16/3499, 16/3554, 16/3604, 16/3748, 16/3749, 16/3751, 16/3754, 16/3755, 16/3756, 16/3784 en 16/3796 heeft gevoegd plaatsgehad op 8 februari 2017. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Appellant heeft het college verzocht een tijdelijke maatwerkvoorziening te treffen bestaande uit passende maatschappelijke opvang.
1.3.
Bij besluit van 30 maart 2015 heeft het college dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 3 augustus 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 maart 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college, voor zover van belang, de afwijzing van een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang, gebaseerd op artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep voor zover dat betrekking heeft op de Wmo 2015 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 geoordeeld dat appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad volgt appellant niet in zijn beroepsgrond dat hij recht heeft op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015 en dat hij deze met de geboden opvang ook heeft gekregen. De Raad verwijst naar zijn oordeel zoals dat is neergelegd in zijn uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1. Vreemdelingen als appellant zijn geen vreemdelingen als bedoeld in artikel 1.2.2, eerste lid, van de Wmo 2015 en zijn ook niet op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met een Nederlander gelijkgesteld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, gelet op het bepaalde in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015, appellant geen aanspraak kan maken op een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo 2015. Hetgeen appellant in onderhavige zaak meer of anders heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.2.
De aangevallen uitspraak komt voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015 voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de Wmo 2015.
Deze uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2017.
(getekend) N.R. Docter
(getekend) J.W.L. van der Loo

RB