Uitspraak
29 april 2016, 16/230 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de weigering om hem toe te laten tot de opvang in de Vluchthaven. Het college had dit bezwaar aangemerkt als een aanvraag voor opvang onder de Wmo en deze aanvraag op 2 april 2014 afgewezen. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarop de appellant hoger beroep instelde.
De Centrale Raad overweegt dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, die als voldoende wordt beschouwd. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt, omdat het college terecht heeft gesteld dat de VBL een adequate voorziening is. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.