ECLI:NL:CRVB:2017:80
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand en de vereiste gegevens voor de beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die tot 22 mei 2014 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had op 13 mei 2015 een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verzocht appellante om bankafschriften van haar rekeningen, maar appellante heeft hier niet op gereageerd. Het college heeft vervolgens de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat appellante niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college niet gerechtigd was om bankafschriften over een langere periode dan drie maanden op te vragen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college voldoende aanleiding had om deze gegevens op te vragen, gezien de financiële situatie van appellante en haar melding van schulden en betalingsachterstanden. De Raad heeft vastgesteld dat het college in het kader van de beoordeling van de bijstandsaanvraag ook gegevens kan opvragen die betrekking hebben op een langere periode dan de laatste drie maanden.
Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat zij om uitstel had gevraagd voor het inleveren van de bankafschriften, maar de Raad oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat dit verzoek was gedaan. De Raad heeft geconcludeerd dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek van appellante om schadevergoeding is afgewezen.