Uitspraak
15 april 2016, 15/4826 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening in de vorm van maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 17 maart 2015 afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 29 juli 2015. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de appellant geen recht had op een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin dezelfde kwestie aan de orde was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 februari 2017.